Café De Hooikar aan de Alphenseweg heeft een geschiedenis die ruim twee eeuwen teruggaat. Het was vroeger in de wijk Weilenseind gevestigd.
Het begon allemaal met café ‘De Vogelboom’ aan de Alphenseweg. De eerste notities gaan terug tot 1802, met Christiaan Martens. Deze herbergier dreef de boerderijherberg gelegen aan een zandbaan die in 1758 tot Alphen was doorgetrokken. De vogelboom refereerde aan de de schutsboom voor de scherpschutterverenigingen die bij het pand was geplaatst. Toen Christiaan overleed verkochten zijn kinderen boerderijherberg aan akkerbouwer Hubertus Leppens. Zijn vrouw Anna van Loon schonk een borreltje aan de klanten. Bij de invoering van de sterke drankwet in 1881 kreeg hij een vergunning om sterke drank te mogen blijven tappen. Hij betaalde 25 gulden per jaar voor een omzet van 150 liter, dat is drie kruiken van één liter per week. Hij mocht tappen in de twee lokalen van zijn huis aan het Weilenseind.
Jaoneke van den Ouweland
Toen de vrouw van Hubertus overleed werd de boerderijherberg opnieuw verkocht, ditmaal aan Adriaan (Jaoneke) van den Ouweland. Jaoneke was wegwerker (kanonnier) aan de provinciale weg van Gilze naar Alphen. Hij vertelde altijd het verhaal dat hij op zijn knieën van Alphen naar Gilze was gekropen. Hij doelde hierbij op de aanleg van de klinkerverharding, die hij in 1869 had aangelegd.
Nadat er klinkerverharding was gekomen werd er tol geheven op de Alphenseweg. Jaoneke woonde bij een tol, halverwege Gilze en Alphen. Zijn huis stond bij de kruising van de Alphenseweg en de Oosterwijksestraat, tegenover de huidige Fransebaan. Het was daar nog een woeste streek, met zandverstuivingen. Vaak was er geen doorkomen aan. De Alphense bergen waren nauwelijks begroeid. Langs de weg werden schotten van gevlochten takken en stro geplaatst om te zorgen dat het zand niet over de pas verharde weg waaide. Later werden er mast (dennen) en helmgras aangeplant. Als Joaneke aan de weg werkte, schonk zijn vrouw een borrel voor de boeren die met wagens vol hooi uit de Biesbosch langskwamen. De voerman betaalde tol: voor een paard met kar op twee wielen betaalde hij vier centen. Had de kar vier wielen dan betaalde hij vijf centen.
Op de foto: Frans Jacobs en Janus van den Ouweland (twee neven) biljarten rond 1925 in de Hooikar. Janus was de oudste zoon van Drik van den Ouweland en Petronella Hamels. Hij was een oom van de huidige kastelijns Drik en Geert.
Jan Manders, jachtopziener in Alphen kende nog een prachtig verhaal uit die tijd van de oude Hooikar: ,,Ze vertrouwde daar de waardin eigelijk nie. Ze verdachten haar ervan dat ze de jenever aanlengde mee water. Toen hadden ze ene keer een klein visje meegenomen in een potje. De waardin had de borreltjes voor de boerkes ingeschonken en ging efkes naar achteren en hup, die boerkes kieperden da viske in de jenever. Toen de waardin terugkwam, zeiden de mannen verschrikt: O, kijk nou, wat hedde nou in de jenever gedaan, vrouw? Ze verschoot. O, wa erg en ik he nog zo tegen onze Joanus gezee da tie da waoter goed moest zeven.”
In 1891 verhuisde Joanus met zijn gezin naar de boerderijherberg in de wijk Weilenseind. Ook de naam Hooikar ging mee. De tol was opgeheven en het huisje werd gesloopt. Hij vierde zijn gouden bruiloft met ruim 40 kinderen en kleinkinderen in de nieuwe Hooikar.
Al sinds 1855 werd er in de Hooikar gekegeld. Kegelclub ‘Genoegen zij ons doel’ had er een overdekte baan met wanden van riet en pleisterwerk. Nadat deze door een wervelstorm was omgewaaid, kwam er een nieuw gebouw van steen, met twee houten banen. De kegelclub floreerde en won zelfs meerdere keren het kampioenschap van Nederland.
Bij het café werd er ook gevoetbald sinds 1932, door de Gilzer Boys. Deze noemden zich later Crescendo. Later kreeg het veld weer een agrarische bestemming. Na de oorlog vestigde scherpschuttervereniging Sint Joris zich bij de Hooikar, waarvoor schietbomen werden geplaatst.