Zwaar of avontuurlijk
“Tussen 1952 en 1962 hebben toch nog 103 Nederlandse militairen het leven verloren in dit land. Het soldatenleven op Nieuw-Guinea was voor sommigen zwaar, voor anderen weer een mooi en avontuurlijk uitstapje naar een tropisch land. Er was heel weinig vertier, je moest je met je maten hoofdzakelijk binnen het militaire kamp vermaken. Dat leverde natuurlijk hechte vriendschapsbanden op. Al pakte dat ook wel eens anders uit. Voor de vrije tijd was er een flinke kantine, behoorlijk wat sportmogelijkheden en een grote openluchtbioscoop. En we konden er veel zwemmen natuurlijk, want we zaten aan de kust van een koraaleiland met prachtig koraalrif. Wat overigens ter hoogte van het kamp en de stad Biak op grote schaal verwoest was tijdens de landingen van de Amerikanen in de oorlog tegen Japan. We losten dat op door met een groep van een man of zes, inclusief luitenant Hofink, zondags meestal met een Daf-truc zo ver mogelijk te gaan rijden om daar te gaan zwemmen of wandelen en kampongs te bezoeken. Die contacten met de inheemse bevolking waren altijd prachtig. Je zag hoe hun leef- en eetgewoonten waren. Met een pakje zware shag kon je van alles kopen. Die shag vonden de vrouwen lekker om op te pruimen.”
Oefeningen
“Had je normaal dienst dan stond je om 07.00 uur op. Om 08.00 moest je klaar zijn met wassen, eten en dergelijke, want dan had je appèl. Vervolgens had je dienst tot 13.00 uur en dan was je vrij. Tussen 13.00 en 14.00 uur en van 18.00 tot 19.00 uur kon je gaan eten. Maar het normale patroon viel nogal eens anders uit door de vele oefeningen die we moesten draaien. De afdeling waar ik bij diende ( 7e Afdeling lichte lua ) deed de luchtverdediging van het eiland Biak. Dit was strategisch heel belangrijk voor de internationale verbindingen en dergelijke, al was Hollandia de hoofdstad.
De meeste tijd besteedden we aan oefeningen draaien en dat was altijd op de buitenposten waar we dan luchtafweergeschut en de verbindingsdiensten installeerden. Mijn post was op het militaire vliegveld met een mobiele werkplaats. Ik was wapenmaker van draagbare wapens en van het luchtafweergeschut ‘De vierling’. Ik moest de buitenposten goed kunnen bereiken als er problemen waren. Die oefeningen waren voor ons eigenlijk het mooiste om te doen. Het gaf veel afwisseling en we maakten er onder mekaar altijd een gezellige boel van. Al namen de hogere heren dat niet altijd in dank af. Er volgden dan ook wel eens straffen, Maar we konden het weekend toch niet naar huis!”
Schietbaan
“Ook mijn normale diensttijd, buiten de oefeningen, was ronduit goed te noemen. Een dag in de week bracht ik door op de schietbaan. Een peloton moest daar schietoefeningen doen met handvuurwapens, of ze moesten met het afweergeschut op een vliegtuig schieten, met een grote zak erachter. Werd er slecht geschoten, dan moesten wij kijken of er iets mis was met het betreffende wapen. Eén keer per twee maanden controleerden we alle wapens. De overige tijd bracht ik door in de werkplaats voor reparaties en dergelijke. Patrouille lopen door de bush bush was toch wel het zwaarste. Kwamen ze daarvan terug, dan waren er meestal veel ziekenboegbezoekers. Vooral huidziektes kwamen veel voor in het warme vochtige klimaat.
Van de jongens die er het laatste jaar hebben gezeten, hebben de meesten al hun tijd op de buitenposten moeten doorbrengen. Dat was dus minder. Daar was totaal geen ontspanning mogelijk. Zij hebben het er niet zo goed gehad. En ze werden er als dienstplichtig soldaat ook maar gewoon naar toegestuurd.”
Geweldige ervaring
“Voor mij was de uitzending naar Nieuw-Guinea echter een geweldige ervaring in een mooi land, die ik beslist weer over zou doen als ik daar de gelegenheid voor kreeg. Wel realiseer ik me dat we indertijd niet beseften wat voor gevaar we eigenlijk liepen. Dat Indonesië met steun van de Russen klaar was voor de aanval, wisten wij pas jaren later. En dat is misschien ook maar het beste.”
U kunt naar het volgende artikel ‘Jan Kraus: ‘We dronken regenwater uit grote tanks’ of terug naar Onze jongens in de Oost