Henk van den Hout: “De missie in Nederlands Nieuw-Guinea was een geweldige ervaring” (vervolg)

Seafood
“Op 9 september 1958 vertrokken we om 18.45 uur vanaf Schiphol om via verschillende landen en plaatsen (Rome, Beiroet, Karachi, Rangoon, Bangkok, Manilla) in Biak te landen. We kwamen er op 12 september om 15.30 uur aan. De KLM vervoerde ons als burger, dus kregen we ook verzorging en voeding van de vliegmaatschappij. Op Biak werd verondersteld dat we als Baroe snel zouden acclimatiseren. En inderdaad op 15 september vlogen we via Manokwari naar Jefman, waarna we op Sorong geplaatst werden. Twee dagen later werden we als geweergroep overgeplaatst naar Jefman. Op dit eiland kregen we ons eten dagelijks met een pendelbootje vanuit Sorong aangevoerd. Het werd bereid in een deel van de nissenhut, waarin we ook aten en sliepen. We kregen regelmatig seafood, zoals zeeschildpad, om de soep wat dikker te maken.”

Rijst, rijst en nog eens rijst
“Tijdens de verschillende patrouilles in de vogelkop en elders in Nederlands Nieuw-Guinea overnachtten we vaak in het gastenhuis van een kampong. De voeding die de Papoeabewoners daar voorhanden hadden – een aardappelachtige knol, sago en bij feestdagen (dansfeesten) varkensvlees – was uiteraard niet voldoende om ook ons te voeden. En in de bush was niets te vinden wat voor ons normaal eetbaar was. Tijdens de patrouilles, die zo’n acht tot veertien dagen duurden, aten we daarom rijst, rijst en nog eens rijst met wat zoute vis of cornedbeef. Op 6 december en met kerst en nieuwjaar was er – mits in de kazerne aanwezig – wel een speciaal menu, uiteraard met voldoende blikjes bier.
Herhaaldelijk werden we voor ondersteuning of toezicht naar een of ander eiland of andere locatie verplaatst. We namen dan zelf de rijst en blikken mee voor de tijd die we daar verwachtten te zijn. Heel soms wisten we bij ons eentonig menu (met alle respect voor de kok die er altijd weer wat van wist te maken) toch wat bij te scharrelen. Ooit schoten we een varken neer, waarvan wij dachten dat het een wild exemplaar was. Twee dagen daarna kwam de vermoedelijke Papoea-eigenaar zijn varken opeisen. Helaas waren de beste stukken inmiddels door de nasi gegaan en was de rest als feestmaaltijd aan de Papoea-medewerkers gegeven. De eigenaar had heel gauw in de gaten, wie dat hadden gedaan, want ook mariniers laten sporen achter. De slachtpartij kostte ons toch maar even vijftig gulden.”

Eten en gegeten worden
“Op de wat verdere bestemmingen zoals Merauke was het vaak improviseren. Tijdens de bevoorrading vanaf de KPM-boot wilde er nog wel eens iets van de boot vallen…… Waren we in Merauke dan gingen we langs het vliegveld via kampong Moppa en daarna Nassim de bush in om patrouilles te lopen. In dit moerasgebied gold ‘eten en gegeten worden’. We maakten zelf onze hap klaar. Vaak krioelde het van de muskieten, vliegen en de bekende bloedzuigers. Dus aan vlees geen gebrek.”

Stevige Brabantse pot
“Ook aan ons verblijf in Nederlands Nieuw-Guinea kwam een einde. Na eerst nog vanuit Sorong verrast te worden met een zeventiendaagse patrouille ter hoogte van Teminaboean. Op 12 september 1959 vlogen we dan toch via de poolroute Biak, Tokyo, Anchorage naar Amsterdam. Op 13 september landden we in de middag heelhuids en gezond op Schiphol. Aankomst en thuiskomst waren geweldig. Al waren er de eerste maanden toch nog wat acclimatiseringsproblemen, zeker als het om eten ging. Daarginds was alles zo goed als vetvrij en mijn moeder dacht: daar mogen wel een paar pondjes bij, met een stevige Brabantse pot. Goed bedoeld, maar jammer genoeg viel dat niet best. Ik vroeg haar daarom nasi voor mij te maken, maar dat werd niets. Dus ging ik zelf een poosje met potten en pannen aan de slag,waarbij ik mijn jongste broertje als proefpersoon gebruikte… Vervolgens werd de rest van de familie ook voorzichtig gebruiker.”

Overal aanschuiven
“Achteraf gezien was de ‘missie’ bij het korps Mariniers een geweldige ervaring, waar ik later veel plezier van heb gehad en gebruik van heb gemaakt. Met de ‘maaltijden’ was het vaak improviseren, maar dat hield wel in dat ik voortaan overal aan kon schuiven en dat was voor mijn werk elders in de wereld soms erg handig.”

U kunt naar het volgende artikel ‘Jac Doorakkers: ‘De papoeas zijn een prachtig en geweldig goed volk’ of terug naar Onze jongens in de Oost