Henk van den Hout uit Rijen was sergeant der mariniers zm. en werd in 1958 naar Nederlands Nieuw-Guinea uitgezonden. Voor de heemkringtentoonstelling Onze jongens in de Oost zette hij zijn herinneringen nog eens op een rij. Het werd geen reisverslag, maar hij nam een andere invalshoek. Hij vertelt vooral over de maaltijden die hij op de verschillende plaatsen voorgeschoteld kreeg.
“In ons gezin waren we gewend de Brabantse pot te eten. Een stevige variabele kost waarbij het varken – elk jaar slachtten we er één – in alle uitvoeringen op het menu stond. Het enige exotische wat op tafel kwam, was rijst met kaneel en suiker of heel sporadisch rijst met saffraan. Van het laatste staat me nog bij, dat het bij het koken een penetrante lucht verspreidde, wat mij een misselijkmakend gevoel gaf.”
Goed voor de spijsvertering
“Op de eerste keuring voor militaire dienst in Breda kregen we aardappelen met rode kool en hachee voorgezet. In Voorschoten – bij de keuring voor de Marine – werden we met ‘nasi’ verrast. Een voor mij nog onbekend gerecht, waar je ook een of ander rood spul aan toevoegde, dat sambal heette. Gelukkig had ik niet alles door elkaar gemengd; rijst zonder sambal smaakt best.
In januari 1958 moesten we in Doorn opkomen voor de onder-officiersopleiding M.K.S.58/1. Daarvan herinner ik me de dagelijkse looppas naar de eetzaal; deed je dat niet snel of correct genoeg, dan moest je eerst even twee ronden om het exercitieterrein lopen. Goed voor de spijsvertering!”
Nieuwe haring
”Lopend langs de opschepplaats van de kombuis, kreeg je het eten met een pollepel op een plat bord geschept, dat uit drie delen bestond. Dus dat liep meestal in elkaar over. Soep, pap of pudding nam je in een aparte schaal mee. Over het algemeen werd de inwendige mens er goed verzorgd. De nasi en de rijsttafels hadden onze voorkeur.
Tijdens oefeningen en bivakken kregen we vanuit de kazerne het eten in gamellen aangevoerd. Klagen over het eten hoefden we dus niet. Alleen was ik van huis uit gewend om voor het naar bed gaan, hoe laat dan ook, nog een sneetje of zes naar binnen te slaan. Je begrijpt dus wel waarom ik in Doorn de eerste weken, moeilijk in slaap kon komen. Ik stikte van de honger. Na het eerste verlof werd voortaan van huis uit kaas en worst aangevoerd. Na negen maanden opleiding in Doorn, kregen we anderhalve week inschepingsverlof, voordat we naar Nederlands Nieuw-Guinea gingen. Ik heb toen toch maar even van de gelegenheid gebruik gemaakt om uitbundig nog wat Nederlandse specialiteiten te consumeren, zoals nieuwe haring in Katwijk.”
‘Henk van den Hout: “De missie in Nederlands Nieuw-Guinea was een geweldige ervaring” (vervolg)’}