Oorlogsherinneringen van Militiesoldaat 8924 (slot)

Na een verblijf van enkele maanden in Tjandjoer werd onze veldcompagnie naar verschillende plaatsen overgeplaatst. Er bleef een peloton op Java voor het onderhoud van de weg Bata­via-Bandoeng, één peloton ging naar Padang, twee pelotons naar Medan (Sumatra) en één peloton werd naar Palembang gestuurd. Zelf werd ik ingedeeld bij het EM-peloton dat naar Poelau-Brajan ging in de buurt van Medan. Mijn vriend Van Steenbergen bleef op Java.

Sumatra nog onveilig
Per schip werden we naar Sumatra gebracht en in Belawan gingen we aan land om met vrachtwagens naar de werkplaats van de deli-spoorweg gebracht te worden. De weg van Belawan naar Medan was in die tijd erg onveilig omdat hij dwars door het door de Indo­nesiërs gecontroleerde gebied liep. Het transport werd dan ook altijd begeleid door pantserwagens. Veel vracht­autobestuurders zijn op deze weg gesneuveld.

Op Java was het in de door de Nederlanders gecontroleerde gebieden weer vrij rustig. Hier in Sumatra was het nog overal onveilig, omdat de Engelsen maar een klein gedeelte van de stad Medan in handen hadden. Ons kamp in Poelau-Brajan lag midden in het gebied van de Indonesiërs. Hun troepen marcheer­den vaak scheldend langs ons kamp. Officieel was in dit gebied een wapenstilstand van kracht en daarom mochten we niets doen. Boven de poort van het kamp wapperde een Indonesische vlag die we niet mochten verwijderen. Dit alles in opdracht van de Engelsen die de baas waren in het gebied. Na een poosje waren er echter voldoende Nederlandse troepen aan land gezet en hebben wij na wat incidenten een eind aan deze toe­stand kunnen maken. De Indo­nesische vlag werd neergehaald en de Neder­landse vlag gehesen. De Indonesische troepen in de nabijheid van ons kamp hebben we toen verjaagd. De Engelsen waren hier­over wel kwaad, maar ze konden niet veel uitrichten. Niet lang hierna zijn ze uit Sumatra vertrokken.

Beschietingen
In het begin werden we vaak met mortiergranaten beschoten. De Indonesiërs hadden op een vrachtauto een mortier gemonteerd. Ze kwamen via binnenwegen tot dicht bij ons kamp. Na een paar schoten verdwenen ze dan weer snel. Van al die beschietingen is slechts één granaat in ons kamp terecht gekomen, zonder slachtoffers te maken. Later is deze vrachtauto door middel van een hinderlaag uitgeschakeld. Ons kamp was om­ringd door een stenen muur en was daardoor enigszins beveiligd tegen geweer­vuur. Door in bomen te klimmen hebben de rebellen wel­eens geprobeerd om op ons te schieten, maar ze hebben nooit iemand kunnen raken. Ook hebben we eens een artilleriebeschie­ting gehad, maar de grana­ten kwamen een heel eind buiten ons kamp in hun eigen gebied terecht. Nadat de Engelse troepen waren vertrok­ken, hebben de Nederlandse troepen steeds meer ge­bied op de Indonesiërs veroverd. Verschillende plantages kwamen weer in Nederlandse handen en de productie kwam weer op gang. Ter beveiliging van dit gebied werden er overal posten ingericht, die door ons werden voor­zien van water en elektra. We moesten er vaak op uit als er storingen aan de aggregaten optraden. Dit was vooral in de avond een hachelijke onderne­ming. We zijn dan ook vaak door rondtrekkende benden bescho­ten. Hierdoor zijn aan onze kant wel eens slachtoffers geval­len. Ook op de bui­tenposten vielen steeds meer slachtoffers.

Hier kwam pas een eind aan, na de eerste politionele actie, toen ons gebied flink werd uitge­breid. Onze troepen rukten op naar Siantar, Prapat en Brasta­gi. Op sommige plaatsen bood de vijand flink tegenstand, waardoor er nog al wat militairen sneuvelden. Maar spoedig was het verzet gebroken en konden we tot aan het Tobameer opruk­ken.

‘Oorlogsherinneringen van Militiesoldaat 8924 (slot) vervolg’