De terugreis naar Java
De reis met de US Chenango ging in eerste instantie naar het eiland Okinawa, waar de Amerikanen tijdens de oorlog zo zwaar gevochten hadden. Bij aankomst op 18 september 1945 op de rede, zagen we een vloot van oorlogs- en vrachtschepen, zover het oog reikte. Hieronder waren ook Nederlandse schepen. Velen van ons kregen een brok in de keel toen ze de Nederlandse driekleur zagen wapperen. Plotseling moesten we echter weer naar volle zee, omdat er een tyfoon in aantocht was en over het eiland zou trekken. Zo’n 24 uur zijn we op zee blijven kruisen en op die manier hebben we het natuurgeweld kunnen ontwijken. Toen we de volgende dag weer op de rede van Okinawa lagen, zijn we met landingsboten aan land gebracht. Omdat het nog flink stormde, was het niet eenvoudig om daar in te stappen. We moesten wachten tot de boot, die langszij het vliegdekschip lag, door een golf naar boven werd geduwd. Als hij dan zijn hoogste punt had bereikt, moesten we er snel in springen. Gelukkig zijn er geen ongelukken gebeurd. Op het land had de storm flink huis gehouden en er waren veel tenten en vliegtuigen vernield. We werden in een groot tentenkamp in de buurt van een vliegveld ondergebracht. Het was speciaal bestemd voor doortrekkende krijgsgevangenen uit Japan. In Okinawa zag ik ook een afgelegen kamp, waar Amerikaanse soldaten zaten, die de landing op dit eiland hadden meegemaakt. Ze moesten hier nog mentaal opknappen, voordat ze naar Amerika terug mochten.
Wat een weelde
We kregen iedere dag schone splinternieuwe kleding. Ik denk dat de Amerikanen hun oorlogsvoorraad aan het opmaken waren. De gebruikte kleren konden we na het bad op een hoop gooien. Die werden dan door de Japanse krijgsgevangenen opgehaald. Ook kregen we iedere dag een rantsoen, dat bestond uit drie blikjes bier, 1 pak sigaretten, 1 pak pijptabak, enkele repen chocolade en kauwgom. Handdoeken kon je bij de waslokalen van een rol afscheuren. Wat een weelde na al die jaren van gebrek. Later was ik blij dat ik de gebruikte kleding op dat moment niet heb weggegooid. Ik heb er mijn verdere diensttijd nog veel profijt van gehad. Want eenmaal terug bij ons eigen leger was het allemaal niet meer zo royaal. Na een verblijf van ongeveer een week zijn we met bommenwerpers naar de Filipijnen overgevlogen. De bommenrekken waren eruit verwijderd om meer ruimte te krijgen. Vanuit de Filipijnen werden we met Dakota’s naar Manilla gevlogen.
Mondje dicht
Op ongeveer 20 kilometer van Manilla was een groot tentenkamp (fifth replacement). Het was ingericht om alle Nederlandse ex-krijgsgevangenen die uit Japan kwamen op te vangen. Nederlandse officieren registreerden ons hier. In opdracht van de Amerikaanse legerleiding kregen we van hen ook te horen, dat we niet te veel mochten vertellen over wat we in Nagasaki hadden meegemaakt. In die tijd had niemand van ons behoefte om over onze krijgsgevangentijd te praten. We waren vrij en moesten dat nog verwerken. De Amerikanen hebben ons ook hier erg verwend. We kregen grote hoeveelheden bier, snoep en sigaretten. Zelfs pruimtabak zat in het pakket. We kregen ook een complete Amerikaanse militaire uitrusting en hadden daardoor andere kleding dan de troepen die door de Engelsen waren bevrijd.
Iedereen wilde zo vlug mogelijk naar Java terug om aan zijn toekomst te bouwen. De oorlog was toch afgelopen? Wat moesten wij nog langer in het leger doen? Door de lange gevangenschap waren wij niet op de hoogte van de nieuwe politieke ontwikkelingen in Indië.
Nederlandse kruidenierspolitiek
Er hingen in het kamp lange lijsten van het Rode Kruis, met daarop de namen van overleden krijgsgevangen. Voor de meesten was het de eerste keer dat ze vernamen wie van de familie of vrienden de oorlog niet had overleefd. Ook ik zag de naam van mijn vader erop staan. Later, toen er lijsten kwamen met de namen van de slachtoffers uit de burgerkampen, werd het nog tragischer. Vele ouderen onder ons, die voor de oorlog al een gezin gesticht hadden, kwamen op die manier aan de weet wie van hun gezin overleden was. We probeerden per brief contacten te leggen met onze familie op Java. Maar ik denk dat er door de chaos in Indië niet veel berichten aangekomen zijn.
Van de Nederlandse autoriteiten kregen we een karig zakgeld, dat we later, in verband met het koersverschil van de peso en de gulden, gedeeltelijk moesten terugbetalen. We kregen weer te maken met de Nederlandse kruidenierspolitiek. Zelfs onze achterstallige soldij van drieënhalf jaar hebben we nooit uitbetaald gekregen.