Oorlogsherinneringen van Militiesoldaat 8924 (7) vervolg

Maar het tegendeel was waar, ze waren juist erg vriendelijk tegen ons. Ik denk dat ze niet vergeten waren dat verschillenden van ons ook Japanse burgers hadden geholpen nadat de atoombom was geval­len. Zelf ontmoette ik tijdens een wandeltocht een Japanse voorman van de scheepswerf, die vertelde dat hij zijn vrouw en kinde­ren was kwijtgeraakt. Hijzelf was tijdens de ontploffing van de bom op de werf en daar was niet veel schade aangericht.

Voedselpakketten
Om vanuit de lucht zichtbaar te zijn, werd op het dak van ons kamp met grote letters P.O.W. (Prisoners of War) geschil­derd. De Amerikaanse luchtmacht was namelijk begonnen om voedselpak­ketten te drop­pen voor de kampen in Japan. In het begin ge­beurde dat alleen boven kamp 2. Op 31 augustus 1945 bijvoor­beeld zag ik ze daar neerdalen. Het was een prach­tig gezicht al die gekleurde parachutes te zien neerko­men. Enke­len van ons gingen er wat pakketten opha­len. We hoorden van de mensen uit dat kamp dat ze de ont­plof­fing van de atoombom boven Nagasaki vanaf hun eiland gezien hadden. Velen hadden aan de flits zere ogen (lasogen) overge­houden.

Na enkele dagen merkten de Amerikanen ook ons kamp op en moesten we dekking zoeken voor de vallende drums, die van de para­chutes waren losgeraakt. We kregen ineens een overvloed aan kleding en levensmiddelen, waar we ook eens een koe voor hebben geruild. Het dier werd in het kamp met een ge­weerschot gedood en voor het eerst hadden we weer vers vlees. Toch vond ik het vlees uit blik uit de voedselpakketten veel lekkerder smaken.

Weerzien met Van Steenbergen
De Japanse bewaking was al snel verdwe­nen en eigen mensen bewaakten het kamp. We mochten niet te ver weggaan omdat de Amerikanen al snel met de evacuatie wilden beginnen. De Engel­sen en Australiërs hadden daar lak aan en verdwenen om landge­noten op te sporen. Zelf ben ik een keer met Joop Onken op reis geweest naar een kamp in de mijn­streek. We moesten een bericht over­brengen naar het kamp Isuka, waar ook ex-gevange­nen van Fukuo­ka 14 verbleven. De broer van Menxel die in Nagasaki verbleef was ernstig ziek. We moesten zijn broer in Isuka hiervan in kennis stellen en eventueel mee naar Nagasaki nemen. Ik ontmoette er ook weer mijn vriend Van Steenbergen. Zij hadden wel wat vage berichten uit Naga­saki gehoord, maar wisten niet wat zich daar alle­maal had afgespeeld. Het totaal aantal doden in ons kamp tengevolge van de atoombom bedroeg zeven. De broer van Menxel is later op een hospitaalschip ook overle­den, maar daarvan was niet de bom de oorzaak.

Hereniging?
Pas aan het einde van de eerste week in september, kwamen de eerste Amerikaanse troepen in Nagasaki aan om deze stad te bezetten. De haven was nog helemaal intact, zodat ze daar hun schepen konden afmeren. Het eerste wat ze deden was de boel ontsmetten met DDT. Op 15 september was het zover dat ze onze gewon­den met een truck naar de haven brachten en inscheepten op een hospitaalschip. De rest van ons ging te voet naar de haven, waar verplegend personeel ons opving. Alles wat we bij ons hadden, moesten we inleveren en in de kortst mogelijke tijd stonden we dan ook in Adams­kostuum. We moesten een warme douche nemen, waarvan het water naar lysol rook. Na de ont­smetting met DDT-poeder kregen we het uni­form van de Ameri­kaanse marine aangereikt. We konden onze eigen spul­len weer terug krij­gen, maar je mocht ook alles achterla­ten. Ik was zo blij dat we Japan gingen verlaten, dat ik de hele boel daar liet. Maar van deze opwelling heb ik later veel spijt gehad, omdat er veel kamphe­rinneringen bij waren.

Vervolgens kregen we een Rode-Kruispakket waar vanalles in zat, zoals toiletgerei en zelfs speelkaarten. Bovendien werden we getrakteerd op de eerste lekkernijen na zoveel jaren van gevangenschap: broodjes ham of kaas en koffie of chocolade.

Hierna werden we ingescheept aan boord van de US Chenango, een vliegdekschip van de Amerikanen. We kregen slaapplaatsen in een grote hangar van het schip. Laat op de middag vertrokken we en we dachten dat we gauw weer in Indië zouden zijn. Maar de hereniging met onze familie zou nog wel een jaar duren. Geluk­kig hadden we daar op dat moment nog geen weet van.

Bewerkt door Mariëlle van Hezewijk

‘Oorlogsherinneringen van Militiesoldaat 8924 (8)’