Vredesonderhandelingen
“We zijn een paar dagen op de puinhopen gebleven. Eten en drinken deden we als we wat konden vinden. Er waren verschrikkelijk veel gewonden en geen medicijnen en verbandmiddelen. Daarna werden we naar een kamp hoger in de bergen geëvacueerd, van waaruit we in de stad moesten werken. Puin ruimen en lijken bergen. Daar heb ik veel ellende gezien. Na drie dagen mochten we opeens thuisblijven. Achteraf bleek dat op 15 augustus, de dag van de vredesonderhandelingen te zijn. Maar dat wisten we niet op dat moment en we waren heel bang voor een invasie. Want Japan zou dan alle krijgsgevangenen doden, was ons voorspeld. Gelukkig hebben ze daar geen tijd meer voor gehad. Door de twee atoombommen (die van Nagasaki kwam na die van Hiroshima) waren het makke schapen geworden. In een toespraak die ik nu in Japan gehouden heb, heb ik ook gezegd: ‘Voor ons kwam de bom op tijd, voor vele anderen te laat. De inwoners van Nagasaki hebben het hoogste offer gebracht voor onze vrede.'”
Hoofdrol
Dat een gebied waar een atoombom valt onbewoonbaar zou worden is onzin, weet Scholte nu. “Nagasaki is een welvarende stad geworden, die helemaal veranderd is. Aan de hand van de contouren van de heuvels kon ik me nog oriënteren.” Maar niet alleen Nagasaki heeft de groep bezocht. “We waren ook in steden als Tokio, Koriyama, Fukuoka, Osaka, Kyoto en Kagamushi. In Mizomaki, waar een plaquette staat met de namen van alle Nederlanders die in Japan overleden zijn, heb ik bloemen mogen leggen. We hebben gedineerd bij de Nederlandse ambassadeur, hebben contact gehad met het ministerie van Buitenlandse zaken en zijn ontvangen door verschillende gemeentebesturen. We hebben musea, theater en scholen bezocht. We zijn overstelpt met cadeaus als kimono’s, speldjes en sleutelhangers.” Omdat Scholte de enige in het gezelschap was die de atoomramp zelf heeft meegemaakt, kreeg hij tijdens de reis een hoofdrol toebedeeld. Bij het leggen van kransen, in de contacten met de pers (zelfs drie televisiestations toonden belangstelling) en in de gesprekken met de jongeren. Op de scholen bijvoorbeeld mochten de leerlingen vragen stellen. “Ik heb verteld wat hun voorvaderen gedaan hebben. Dat ik geen hard feelings ten opzichte van hen heb, maar dat ze wel moeten weten wat er gebeurd is. In Japan is die rol altijd verzwegen. Nu er zoveel delegaties geweest zijn, begint het er te dagen.”
Weten
“Vanwege de gebeurtenissen tijdens de oorlog heeft de Stichting JES een claim lopen, maar dat zit nog onder de Japanse rechter. Berichten in de Telegraaf als zou de reis een tegemoetkoming zijn voor die claim, zijn absoluut niet waar. Waarschijnlijk komt er in september een uitspraak. Ik heb goede hoop dat er iets uit de bus komt, maar het blijft een moeilijke zaak. Nederland heeft ons indertijd verkwanseld en ons met 264 gulden per persoon afgescheept. Weliswaar onder druk van de Marshallhulp, maar ze zijn wel bezweken.”
Financieel geen genoegdoening dus, maar emotioneel heeft de reis wel gewerkt. Scholte: “Het verleden kan natuurlijk nooit goed gemaakt worden. Het is goed geweest om het land weer te zien en contact met de jeugd te hebben. Ik heb veel met hen gepraat. Zo goed en zo kwaad als dat ging, in het Engels of met hulp van de tolk. Ze stonden echt open voor die gesprekken en boden zelfs hun verontschuldigingen aan. Maar ik heb gezegd, dat hoeven jullie niet te doen. Jullie hebben er part noch deel aan gehad. Maar je moet het wel weten.”
Mariëlle van Hezewijk
‘Oorlogsherinneringen van Militiesoldaat 8924 (1)’ of terug naar: verhalen van vroeger