Nadat de twee oudste dochters, Jeanne en Anka, op dit eerste ‘kampeeradres’ waren geboren, verhuisde het gezin in juli 1955 naar het ouderlijk huis van Jan, het huidige adres. Jo: “Zijn vader en (stief)moeder gingen kleiner wonen en boden ons hun huis aan. Pa, een heel lieve man, vond dat het bovenwonen met twee kleintjes niet langer kon.” In de Burgemeester van Poppelstraat werden in korte tijd nog zes kinderen geboren: Lianne, John, Erik, Wim, Walther en Marcel. Jo. “Acht kinderen tussen 1954 en 1963, ik had er de handjes vol aan. Wel heel gezellig. We hoorden bij de laatsten met een groot gezin. Als we zondags gingen wandelen, zag je de mensen omkijken om te tellen hoeveel we er bij ons hadden. De schoondochters zeggen nu nog wel eens, we zouden best wel eens om het hoekje willen kijken, om te zien hoe het er toen allemaal aan toe ging.”
TWEEMAAL TACHTIG NAGELTJES
Ook op het nieuwe adres begonnen ze eenvoudig, één kraantje bijvoorbeeld voor het hele huis, maar in de loop van de tijd werd er van alles aangelegd en bijgebouwd. “Zoals een badkamer, als eerste in de straat. Heerlijk vonden we dat. In een uur tijd kon ik – twee tegelijk erin – acht kindjes wassen. Jan droogde ze af en knipte de nageltjes. ‘Zo,’ zei hij dan na afloop, ‘ik heb ik er weer tweemaal tachtig gehad’.” Achter het huis was de grote tuin die voor het gezin de groenten – ‘ik maakte alles in’ – en niet te vergeten tientallen potjes jam per jaar opleverde. Ook het feit dat Jo huisnaaister was geweest, kwam hen nu goed van pas. “Voor ons trouwen zette ik alles in elkaar, van maatpakken tot bruidsjaponnen. Nadien maakte ik alle kleren voor het eigen gezin. Ook breien deed ik veel. Als Jan naar een vergadering was, had ik weer een halve trui klaar.”
Jan verdiende de kost als werknemer bij de schoenfabriek. “Eerst bij Tiest de Jong (Aristo) Na drie jaar vakschool in Tilburg ben ik daar als 17-jarige in 1944 gekomen. In het begin kwam het voornamelijk neer op de restanten van de oorlog opruimen. Soms moesten we, omdat er geen stroom was, om de beurt de trappers van een fiets ronddraaien, om een machine aan de gang te houden. Vijf gulden in de week verdiende ik, voor 48 uur werken Tot ik op een dag zei, ‘als ik niet méér krijg, dan kom ik niet meer’. En prompt betaalden ze tien gulden uit, eens zo veel. Toen de productie weer op gang kwam, moest ik allerlei dingen doen. Binnenzooltjes erin leggen bijvoorbeeld of contreforts erin steken.” Op zijn twintigste werd hij gevraagd of hij chef van de stikkerij wilde worden. “En dat wilde ik wel. Totdat kort daarop Jos van Bezouw wegging en ik de functie van modelleur overnam en dat betekende modellen tekenen en patronen maken. Met niemand om me in te werken, kwam ik in het glazen hokje terecht. Gelukkig hadden schoenen in die tijd nog niet al te veel versieringen en in de (koude) winter, van oktober tot februari, volgde ik in Waalwijk de modelleursopleiding. Na het werk om 17.00 uur de fiets op, dan kwam ik om 19.00 uur in Waalwijk aan en ‘s nachts om half een was ik weer thuis. Nog een schriftelijke cursus erachteraan en zo kwam ik er langzamerhand goed in. Moccasins waren mijn specialiteit. 26 jaar heb ik bij Aristo gewerkt. Toen het daar slechter begon te gaan, ben ik naar Jochie in Rijen overgestapt. Chiel Aarts was mijn neef en ik maakte al lange tijd in de avonduren modellen voor hem. Een mooie bijverdienste in zo’n groot gezin. Eerst ging het om vier tot vijf modellen per jaar. Maar dat werden er steeds meer, op den duur teveel voor de avonden. Dus nog een reden om over te stappen. Zestien jaar heb ik bij Jochie gewerkt en in die tijd heb ik samen met Chiel heel wat beurzen bezocht. Duitsland, Frankrijk, Italië, Engeland. In de eerste periode met de auto en de laatste jaren met het vliegtuig.” Jo: “En ik maar hopen dat ze veilig thuis kwamen. De beurzen vielen meest in het weekend. Dan kwam hij zondagsavonds laat thuis en ’s morgens vertrok hij in alle vroegte alweer naar de fabriek. Hij had dan zoveel ideeën opgedaan, die moesten eruit. Jan heeft altijd heel hard gewerkt. Soms ging hij half ziek de deur uit. Toen hij in 1986 stopte, was hij daar ook echt aan toe.”
MAATSCHAPPELIJK ACTIEF
Toch bleven er ook toen genoeg activiteiten over. Want zowel Jo als Jan zijn altijd heel maatschappelijk betrokken geweest. Jo weliswaar wat meer op de achtergrond, maar zonder haar zorgen voor het gezin, had hij het nooit allemaal kunnen doen. Jo: “Gidsenleidster was ik niet meer, want als je trouwde hield dat op. En andere activiteiten waren moeilijk, want ’s avonds zat ik vast. Wel heb ik bijvoorbeeld in de werkgroep gezinsdienst en jeugdmissen gezeten en toen bij de SKW de badminton werd opgericht, zeiden de twee oudsten: ‘U hebt nooit eens iets voor uzelf, wij passen een avond in de week op de kleintjes’.”
Jan heeft bij de padvinderij – van welp tot districtscommissaris – alle rangen doorlopen. Toen hij zes kinderen had, nam hij afscheid en kreeg hij voor zijn verdiensten van Prins Bernhard de Gouden Jacobsstaf. En dan zijn er nog al die andere verdiensten. Zo zette hij, eenmaal in de Steenakkerstraat wonend, buurtvereniging ’t Centrum mee op en bleef er zeventien jaar, onder andere als voorzitter, actief. In 1972 richtte hij het SKW mee op en maakte er zich tot 1979 verdienstelijk.
{cms_selflink page=’jan-de-vet-en-jo-van-gestel-vijftig-jaar-getrouwd-vervolg-2′ text=’Jan de Vet en Jo van Gestel vijftig jaar getrouwd (vervolg 2)’}