Het is eind oktober 1944 als de gemeente Gilze en Rijen wordt bevrijd. Terwijl het front zich langzaam verwijdert, start de wederopbouw van het vliegveld dat de Duitsers als een ware woestenij hebben achtergelaten. Heel de dag door snijden zware ploegen door het veld. Fantastische bulldozers dichten in een mum van tijd ontelbare bomkraters. Achter hen aan komen honderden burgers uit de omliggende plaatsen, die aan de oproep van de geallieerde instanties gehoor hebben gegeven. Na de feestroes van de eerste dagen steken ze nu de handen uit de mouwen en helpen mee aan de heropbouw van wat verloren is gegaan. Alles is weer een en al activiteit. Het is een lust voor het oog, het laaiend enthousiasme van een volk, dat zijn leven heeft herkregen. De koele, vastberaden Engelsman weet in enkele dagen enige orde in de chaos te scheppen. Auto’s rollen af en aan met zand voor de grondwerkers en materiaal van allerlei aard voor het herstel van de wegen die het veld doorkruisen, en van de startbanen. Er worden nieuwe rolbanen van stalen matten aangebracht, zodat Austers na enkele dagen in het hart van het vliegveld kunnen landen. Intussen zoeken Royal Engineers het veld nauwgezet af naar mogelijke landmijnen. Na enige dagen blijkt dit gevreesde oorlogstuig hier niet aanwezig te zijn.
Fantastisch mooi wordt het ’s avonds. Nauwelijks nog heeft de dagploeg het werk verlaten, of nieuw fris volk stroomt het veld op. Zoeklichten flitsen aan, uit alle hoeken schieten brede stralenbundels het veld over en alles wordt in een zee van licht herschapen; en weer snijden de ploegijzers door de grond en weer doen regelmatig en gestaag de bulldozers hun opbouwend werk en brengen karavanen auto’s het materieel naar het werkterrein. In de verte bulderen de kanonnen de oorlog weg van hier; hier en daar slaat de gloed van een hevige brand tegen de donkere avondhemel. Brabant werkt mee aan de overwinning, het zwoegt dag en nacht om door het herstelde vliegveld de gehate vijand de laatste slagen te helpen toebrengen.
Het is dan ook een grote vreugde en voldoening, als we na drie weken hard zwoegen de eerste transportvliegtuigen, Ansons en Dakota’s, mogen zien landen. Tussendoor zijn er nog wel explosies en er branden ontwrichte gebouwen. Maar er is toch een alleszins behoorlijke startbaan.
RAF-grondpersoneel arriveert spoedig en betrekt de gebouwen in Prinsenbosch; bewakingstroepen met pantserwagens worden in het dorp gelegerd. Op en om het vliegveld worden luchtafweerkanonnen (40 mm. Bofors) ingegraven om eventuele aanvallers een warme ontvangst te bereiden.
Bevrijdingsfeesten
Voetbalt Gilze op 19 november in het kader van de bevrijdingsfeesten tegen de RAF, aan het herstel van de andere startbanen wordt in regen en wind nog dag en nacht doorgezwoegd. Door Engelsen en Nederlanders zij aan zij, tot op 21 november ook de tweede baan klaar is.
Op 24 november wordt het vliegveld en omgeving plotseling in feesttooi gezet op het bericht dat onze ministers hier zullen arriveren. Een Gilzenaar, Govert Aarts, rijdt met zijn versierde (aan vordering ontkomen) Skoda naar het vliegveld in de hoop enkele van de hoge gasten te mogen vervoeren. Jos Bink, eveneens een Gilzenaar, vat het plan op in de obstakelmast van de opgeblazen molen van Frans Hoevenaars in de Oranjestraat te klimmen en de Nederlandse driekleur te plaatsen. Maar het weer is te slecht en autoriteiten en vele nieuwsgierigen keren onverrichterzake huiswaarts. Al of niet met een nat pak.