Gerrit Jacobs heeft zijn jeugdherinneringen opgetekend in een dorpskroniek. Voor het voorwoord hiervan klik dan hier.
De oorlog
Die nacht had hij heerlijk geslapen. De volgende ochtend was het een drukte van belang op straat en de radio gaf voortdurend nieuwsuitzendingen over wat er zich die nacht en de uren daarna had afgespeeld. Op straat sprak Bart hem aan en liet een blank stukje metaal zien. Het was geen gewoon stuk metaal maar een met schuin afgesneden kanten die als messen aanvoelden. Het was een bomscherf. Bart wist te vertellen dat er op Hulten bommen waren gevallen en iemand had het daar op straat gevonden. Anderen zeiden dat er ook op de Vossenberg bij boer Swolfs bommen waren gevallen.
Die nacht was de oorlog uitgebroken. Het was 10 mei 1940.
Het Duitse leger was Nederland binnengevallen. Nu kwam de schuilloopgraaf in de tuin goed van pas. Regelmatig kwam iemand van de Luchtbeschermingsdienst op de fiets in de straat gereden en blazend op een hoorn liet hij de mensen weten dat er vliegtuigen in aantocht waren. De hele familie dook dan de donkere schuilloopgraaf in totdat het sein veilig was gegeven. Ook de opa van Geret moest natuurlijk mee; zelfs in het holst van de nacht. Ofschoon opa nog goed gezond was kon hij hier toch niet meer zo goed tegen en werd ziek. Hij kreeg longontsteking. Veertien dagen later, op 24 mei, overleed hij.
Op de radio hoorde je allerlei tegenstrijdige berichten. Er werden geen plaatsnamen of gebieden genoemd zodat je niet wist wat er precies aan de hand was. Maar een speciaal bericht over het Franse leger had Geret zijn aandacht getrokken. Het Franse leger was via België naar Nederland onderweg om de Duitsers te verdrijven.
En zo gebeurde het dat toen op zaterdag 11 mei, daags voor Pinksteren, Geret uit de vroegmis kwam op de Tip, vlakbij de spiegel, een aantal Franse militairen stond te discussiëren met wat mensen uit het dorp. Ze vroegen kennelijk de weg, maar niemand kon ze verstaan tot er iemand uit de Ridderstraat kwam en ze in het Frans aansprak. Het was de dochter van de plaatselijke drogist die een mondje Frans had geleerd op de middelbare school. Iedereen wilde natuurlijk weten wat ze vroegen. Nou, ze wilden weten in welke plaats ze zich bevonden en of er geen Duitse soldaten waren gesignaleerd. Geret nam alles met grote verbazing in zich op.
De officieren zagen er heel chique uit. Ze droegen lange capes die wel tot over hun knieën reikten en ze hadden prachtige lichtbruine laarzen aan. Ze droegen helmen met een opstaande strook van voren naar achteren; net een hanenkam! En in de loop van de dag, kwamen oprukkende Franse legercolonnes door de Oranjestraat gereden. Het waren meestal lichtgemotoriseerde troepen met zo nu en dan een zijspan met een mitrailleur. Ze reden de hele dag door en Geret stond met de hele familie de bevrijders toe te juichen. Iedereen in de straat had een blij gevoel van binnen. Zij zouden die laffe Duitse invallers wel eens mores leren!
Iedereen dacht, nu de Fransen hier waren, dat de oorlog gauw voorbij zou zijn. Plotseling stopte de colonne en soldaten deden het grote hek van het huis van Geret open. Ze reden, zonder iets te vragen, een luchtdoelmitrailleur in de achtertuin. Zijn vader was daar helemaal niet gelukkig mee want hij was bang dat, als de Duitse vliegtuigen het wapen ontdekten, hij de volle laag zou krijgen. De Fransen plaatsten de mitrailleur onder een notenboom zodat die enigszins was gecamoufleerd. Ofschoon het er allemaal gevaarlijk uitzag, gebeurde er gelukkig niets. Het gaf wel een vreemd gevoel om ineens wildvreemde mensen, die je niet kon verstaan, op de werft te hebben.
Op een gegeven moment hoorde Geret vanuit het noorden een vreemd, zwaar geronk. Hij keek langs de looierij de tuin in en hij zag een groot, driemotorig vliegtuig heel laag naderen. In een flits zag hij een vierkant vliegtuig met geribbelde huid en een hakenkruis op de staart. Enkele seconden later hoorde hij een paar geweldige dreunen die zijn trommelvliezen bijna deden springen. Later hoorde hij van zijn vriendjes dat het vliegtuig een aantal bommen had gegooid op Franse militairen die richting Alphenseweg reden. De bommen waren in het open veld terechtgekomen, net voorbij het gasthuis.
Het was de volgende dag razend spannend. Zouden de Nederlandse soldaten, samen met het Franse leger de Duitsers kunnen tegenhouden? Nou, het antwoord kwam de volgende dag.
Door de Oranjestraat kwam, vanuit richting Chaam, een enorme tank aangereden die stopte vlak voor het huis van Geret. Er waren plotseling weinig mensen meer op straat; net of ze onraad roken. Dat was ook zo want uit de koepel van dat ijzeren monster kwam langzaam een kop met een vreemde helm te voorschijn die schreeuwde: ’Ist das hier Gielze?’‘
Kom vlug naar binnen!’ riep zijn moeder vanuit de woonkamer, maar hij was zo gebiologeerd door het hele gebeuren op straat, dat hij zijn moeder nauwelijks hoorde. Zijn tante aan de overkant, die altijd haar hoofd door het kleine raampje van de voordeur stak als er op straat iets te doen was, bevestigde het angstige jaaa van Geret.
De vreemde soldaat in de tank vond dat korte antwoord van hem blijkbaar voldoende want de tank vervolgde zijn weg naar het centrum van het dorp. In de verte kwamen nog meer tanks aangereden en ze maakten met hun ijzeren rupsbanden een enorm lawaai op de straatkeien. Van lieverlee kwamen meer mensen voorzichtig de straat opgelopen om te kijken wat er aan de hand was en hun angstig vermoeden bleek bewaarheid: het waren Duitse soldaten die het dorp kwamen bezetten. Allerlei angstige gedachten spookten bij de mensen in hun hoofd. Zij dachten aan de gruwelijkheden die hadden plaatsgevonden in België tijdens de Eerste Wereldoorlog. Zij dachten aan Aarschot, waar in 1914 de bevolking door de Duitsers afschuwelijk werd afgeslacht. Sommige mensen uit het dorp zochten uit voorzorg een veilig heenkomen in de grote duiker onder de Alphenseweg, net voorbij de steenfabriek; een doorgang onder de weg waar de lei door stroomt.
Inmiddels was het Franse leger in geen velden of wegen meer te bekennen. En toen de mensen al een beetje begonnen te wennen aan het vreemde leger en de soldaten in de straat een korte rustpauze inlasten, begonnen sommige soldaten een praatje te maken met de mensen die ze tegenkwamen. Een troep van de bereden artillerie hield even op de plaats rust en zette hun materiaal achter het huis van Geret, net zoals de Franse soldaten dat een dag eerder hadden gedaan. Ze stalden hun paarden in de schaduw van de notenboom en begonnen eten klaar te maken. Dat bleek erwtensoep te zijn en de familie mocht wat mee-eten. Geret volgde alles met grote verbazing en hij probeerde wat te praten met de Duitse soldaten. Hij vond dat het best aardige mensen waren ondanks de verhalen die eerder de ronde deden over het Duitse leger. Hij mocht bij een van de soldaten op de schoot zitten en kreeg een reep chocolade.
De angst was verdwenen en de man van de Luchtbeschermingsdienst hoefde met zijn hoorn niet meer in actie te komen om de mensen te waarschuwen voor bombardementen vanuit de lucht.
Van lieverlee hervatte het gewone leven zijn gang.
Maar niet voor de familie van Joseph. Want Geret hoorde van Joseph dat Onkel Hanz in angstige spanning zat dat hij misschien werd opgeroepen voor het Duitse leger; en dat wilde hij helemaal niet! Tsjecho-Slowakije was immers al door de Duitsers geannexeerd en tot Duits gebied verklaard. Binnen het gezin werd familieberaad gehouden of hij misschien moest onderduiken of vluchten! Hij had echt met Joseph te doen want het was toch zijn oom.
Geret die gedurende die angstige meidagen niet naar school was gegaan, ging nu zijn vriendjes weer ophalen om naar de vertrouwde school in de Raadhuisstraat te gaan. Maar echter niet voor lang.
Terug naar De oorlog mei 1940