Zestig jaar nadat zijn Poolse vader als bevrijder de regio binnentrok
Weekblad Gilze en Rijen 2004 week 44
Mariëlle van Hezewijk
Een weerzien na 44 jaar. Dariusz, oudste zoon van Stefan Swiderczuk was over uit Australië en liep voor het eerst weer door de straten van het dorp waar hij geboren werd en tot zijn dertiende woonde. Veel herinneringen kwamen bij hem boven en niet in de laatste plaats aan zijn vader Stefan, de Poolse bevrijder die zestig jaar geleden de regio mee bevrijdde en zich na de oorlog in Rijen vestigde. Mét zijn Nederlandse vrouw en zijn liefde voor de muziek.
Wat een mens kan veranderen in 44 jaar. Henk van den Hout uit Rijen herkende Dariusz (57) in eerste instantie niet, toen hij onverwacht bij hem op de stoep stond. “Hij was een vriend van mijn jongere broer Piet en kwam veel bij ons thuis over de vloer; het was er echt de zoete inval. Dariusz weet er zich nog van alles van te herinneren, tot in detail, terwijl hij toch nog jong was toen het gezin Swiderczuk naar Australië emigreerde.” Andere band met Dariusz zijn de muzieklessen die Henk samen met zijn zus van vader Stefan Swiderczuk kreeg. “Het gezin woonde in de Kampstraat op nummer 10 en Stefan gaf les op alle instrumenten die je maar denken kunt. Zelf speelde hij onder andere viool bij de Victoria Strings en voor ons, zijn leerlingen richtte hij de Melodia’s op. Hij was de leider van de band. We oefenden bij ons thuis in de Wilhelminastraat. In de tuin of in de voorkamer.” Dariusz weet nog dat zijn vader aan zo’n zestig leerlingen muziekles gegeven heeft. “In zijn vrije tijd aan kinderen in de leeftijd van acht tot en met vijftien jaar. De Melodia’s waren voor hem zijn familie. Ze traden op bij Tivoli en zijn zelfs ooit bij de KRO-radio te gast geweest. Overdag werkte hij achtereenvolgens bij Van Dorst en Kin in Rijen en bij Galvanitas in Oosterhout. Die man kon alles. Hij zette steeds een andere pet op.”
Australië
Soms is het even naar de juiste woorden zoeken, maar over het geheel genomen is Dariusz zijn Nederlands nog heel goed. Af en toe gooit hij er zelfs nog wat smakelijk Brabants zoals ‘wittenog’ doorheen. “In 1960 emigreerde ons gezin – Stefan en Corrie en hun kinderen Dariusz, Grazyna, Stanny en Eduard – naar Adelaide in Australië. Moeder is nu 86 jaar en leeft nog. Vader is twee jaar geleden op 89-jarige leeftijd overleden.” Waarom het gezin naar Australië is gegaan? “Vader wilde verandering en een beter leven voor zijn kinderen. Hij las hoe goed het in Canada en Australië was. De regering gaf in die tijd ook geld om het daar voor twaalf maanden te proberen. Beviel het er niet, dan kon je terugkomen. Wij hadden het er goed naar ons zin en bleven. We hebben er een heel nieuw leven opgebouwd en veel vrienden gemaakt onder de andere emigranten.”
“Wat Stefan daar voor de kost deed? Hij was er machinebankwerker. Vanaf de eerste week dat we in Australië kwamen tot aan zijn pensioen werkte hij voor dezelfde baas. Hij deed het fijne afstelwerk in een gereedschapmakerij. Muziekles geven deed hij daar niet meer, dat had hij achter zich gelaten. Hij speelde alleen nog wat viool en accordeon voor zichzelf of op de avondjes met Hollandse vrienden. ‘Ik heb andere dingen te doen,’ zei hij, ‘ik wil werken om de kinderen een goede kans in het leven te geven’. Hij deed dat onder andere door steeds een huis te kopen, het helemaal op te knappen en het dan weer te verkopen. Dat heeft hij zo wel elf keer gedaan. Hij was een echte duizendpoot en pakte alles aan. Zelfs schoenen kon hij maken of schilderijen die hij dan weer verkocht. Terug naar Nederland is hij nooit meer gegaan. Mijn moeder wel, één keer, in 1972, om haar zuster te bezoeken. Vader had daar geen behoefte aan. Ook met zijn zus in Polen had hij alleen per brief contact. Via het Rode Kruis was hij er na de oorlog achter gekomen, dat van het gezin – vader, moeder, acht kinderen – Swiderczuk, alleen deze zus was overgebleven. Lange tijd kon hij ook niet terug naar Polen. De communisten hadden er immers de macht overgenomen.”
Bevrijder
Als het woord oorlog is gevallen, komt het gesprek op de indrukwekkende voorgeschiedenis die Stefan al achter de rug had voordat hij in Rijen kwam. Dariusz is goed op de hoogte.
“Toen de Duitsers in 1939 Polen binnenvielen, werd mijn vader krijgsgevangen gemaakt. Samen met zijn medegevangenen moest hij vanuit Polen naar Belfort Mulhaus, een plaatsje op de grens tussen Frankrijk en Duitsland, marcheren. Daar heeft hij van 1939 tot 1942 krijgsgevangen gezeten. Omdat hij muziek kon spelen, kwam hij in een bandje terecht en dat moest op het station optreden als er Duitse soldaten naar het front vertrokken of als er gewonden terugkwamen. De gedachte ‘ik wil hier niet blijven’ liet hem niet los. Toen hij op een dag toestemming gevraagd had om naar het toilet te gaan, zag hij op de terugweg tussen de stoomtreinen een overall liggen. Dat was zijn kans. Hij trok die over zijn kamp-kleding aan, pakte wat gereedschap en kabels die er bij lagen en liep fluitend, maar met het hart in zijn strot, tussen de bewakers door. Alsof hij een gewone werkman was. Hij liep maar door en liep maar door. Hij deed verschillende boerderijen aan, sliep in stallen en at knollen om in leven te blijven. Een boer bracht hem in contact met de ondergrondse en die hielp hem naar Vichy in Zuid-Frankrijk. Hij kreeg een paspoort en werkte er in de kolenmijnen. Na een paar maanden bracht de ondergrondse hem naar Marseille en op een nacht stak hij met een bootje over naar Gibraltar, waar de Engelsen zaten. Zes maanden werkte hij daar. Toen werd hij, samen met de andere Polen die er zaten en overal vandaan gekomen waren, naar Engeland verscheept. Hij kwam bij de luchtafweer in de havens van Aberdeen, Edenborough en Glasgow terecht. Tweeënhalf jaar later werd hij opgeroepen om naar Dover te komen en deel uit te gaan maken van de 1st Polish Armoured Division, die in augustus 1944 onder commando van generaal Maczek aan D-Day en de invasie van Normandië deelnam. Samen met de Amerikanen, Canadezen en Engelsen vochten ze in Falaise in Frankrijk, een gebied waar veel strijd geleverd moest worden. Hij heeft daarvoor ook een van zijn (vele) onderscheidingen gehad.
De divisie trok door Frankrijk en België en in Turnhout was hij een week ingekwartierd bij een bakker en zijn zoon. Daarna werden Merksplas en Baarle-Nassau (3 oktober 1944) bevrijd en vervolgens ging het via Gilze naar Breda. Er moest steeds flink gevochten worden.”
Halfzus – halfbroer
“In Breda was hij in het Ginneken ingekwartierd bij de familie De Winter. Mijn moeder was de oudste dochter van dat gezin. Zo leerde hij haar kennen. Goed kennen zelfs, want, hoewel ze getrouwd was en twee kinderen had, waren ze ‘een beetje stout’. Je weet hoe dat in oorlogstijd gaat. Het leverde allerlei problemen op, maar zij koos voor Stefan. Haar kinderen bleven bij hun vader. Stefan trouwde met haar en ze gingen in Rijen wonen.”
“Ik heb lang van die geschiedenis niets afgeweten. Je wilt als kind wel dingen weten, maar mijn moeder wilde nergens over praten, ze schaamde zich. Pas toen we al in Australië waren, heb ik ontdekt, dat er ook een halfzus en een halfbroer waren. Mijn zusje Jeanine is drie jaar geleden naar Australië gekomen om haar moeder na al die tijd weer te zien. Mijn vrouw Elisabeth en ik logeren deze vier weken bij haar en haar man Toon Verstraeten. Mijn broer Henri (de Vries) heb ik nu pas voor het eerst ontmoet. Hij is net als mijn zus, heel gezellig om mee om te gaan. ‘Bloed is dikker dan water’, is dat niet de uitdrukking? We hebben veel gepraat en je voelt de familieband. Heel bijzonder is dat. Wat de oorlog allemaal al niet heeft veroorzaakt.”
Altaarwijn
Hoe het is om weer in Rijen te zijn? “Heel gezellig. Ik ben weer door de straten gelopen waarlangs ik vroeger naar school ging. Ik heb de Pius X school (nu de Brakken) weer gezien waar Van Rie hoofdmeester was en ben langs de Bernadetteschool gelopen waar Van der Schoof aan het hoofd stond en waar wij nog één jaar school gingen. Toen we vertrokken werd net het raadhuis gebouwd en ik heb nu kunnen zien wat ervan geworden is. De Mariastraat was er nog niet, daar stonden de looierijen nog. Er is natuurlijk veel veranderd en Rijen is een stuk groter geworden, maar het voelde nog steeds goed in de bekende straatjes.”
Met het wandelen door Rijen zijn ook allerlei jeugdherinneringen naar boven gekomen.
“We speelden vaak in de bossen en achter de Kampstraat lag de hei. Met vader ging ik daar paddestoelen zoeken. Hij kende wel twintig soorten die je eten kon. Hij maakte ze schoon, droogde ze en gebruikte ze in het eten. Hij introduceerde ze ook bij de mensen in Rijen. Die dachten oorspronkelijk ‘dat is giftig, daar ga je dood aan’. Vader liet zien dat je sommige soorten wel degelijk kon eten. Ook naar Dr. Van Ardenne ging in de herfst iedere week een pakketje. Die betaalde er ons voor.”
“In de Melodia’s zat ook Betsy van bakker Willemen in de Pastoor Gillisstraat. Ze werkte in de winkel en ging met brood langs de deur. Als ik er langs liep, dan riep ik ‘hallo Betsy’ en dan gaf ze me weleens een worstenbroodje of een krentenbol.”
Ook herinnert hij zich groenteboer Michielse en melkboer Koentje Jansen die met paard en wagen langs de deuren kwamen. En bakker van Spaandonk van de Bredaseweg. Kolenboer Heine, op de hoek van de Pastoor Gillisstraat, liet soms paard en wagen staan en kwam dan met de bakfiets een zak eierkolen of briketten afleveren.
Een op hol geslagen paard heeft indertijd erg veel indruk gemaakt. “Het kwam van de melkfabriek en was op een hek terechtgekomen. De brandweer heeft het ter plekke afgemaakt. Op zondagmorgen kwamen we na de kerk daar op uitgelopen. De brandweer zat toen trouwens nog in de Gillisstraat. Twee grote houten deuren had dat gebouw en daar kwamen ze dan uit.” Op school werd overigens gecontroleerd of ze op zondag wel naar de kerk waren geweest. “Bij de Pius X kregen we op maandagmorgen van kapelaan De Wolf catechismusles. Aan hem moesten we het zegeltje laten zien dat zondags tijdens de mis, speciaal hiervoor, werd uitgedeeld. Wie niet was geweest, moest voor straf een deel van de catechismus overschrijven.”
En dan de sneeuw. “Bij sneeuw en ijs maakten Piet en ik glijbanen tussen de huizen en over de nog niet verharde weg. We hadden dan klompen aan die we met stro dat bij het varkenshok lag, op maat maakten. Ruimde ik met Piet de sneeuw voor de buren op, dan kregen we een kwartje.” Akelige herinneringen zijn er ook. “Ooit ben ik mijn broertje Stanny van de slee verloren. In een flinke sneeuwstorm – dat moet in 1956/1957 – geweest zijn, kwam ik met hem terug van de Pius X school. Hij viel achter me van de slee, maar ik merkte niets. Pas toen ik thuis kwam, zag ik dat ik hem kwijt was. Ongerust ging moeder er in de storm opuit, door de hoog opgewaaide sneeuw. Maar ook zij kon hem niet vinden. Na een uur of wat werd hij thuisgebracht. De opzichter van het naburige bouwterrein had hem gevonden.”
De zomer gaf weer ander vertier. “In de maïs spelen, aardappelen rapen. Even langs bij de melkfabriek waar de vader van Piet werkte en we een flesje melk te drinken kregen. En bij de looierijen gingen we om druivensuiker vragen.” Echte kwajongens waren het ook. “Kersen jatten bij Koentje Jansen. Of peren en appels uit de boomgaard van groenteboer Michielsen. Pietje en ik zijn ook nog ooit in de kerk op zoek geweest naar de altaarwijn. We waren in opleiding als misdienaar, dus wisten we de sleutel in de sacristie wel te vinden.”
As verstrooid
De kwajongen van toen is in Australië ‘goed terechtgekomen’ Hij woont nog steeds – prachtig huis – in de Hollandse kolonie in Adelaide en is al zeventien jaar councillor (gemeenteraadslid) in Brighton Ward. Overdag is hij verpleegkundige en werkt hij met gehandicapte mensen. Samen met Elisabeth heeft hij twee kinderen, Dariusz jr. en Yevette, die inmiddels al weer zelfstandig wonen. Ze zijn ook niet meegekomen op de grote reis die Dariusz en zijn vrouw nu maken. “We zijn in London en Schotland geweest, de vier weken Nederland zijn nu zo goed als voorbij en dan staan Rome, een rondreis door Griekenland en Hongkong nog op het program.”
Of hij bewust zestig jaar na de bevrijding naar deze regio gekomen is? Dariusz: “Nee, dat is toeval, maar ik ben wel heel erg geïnteresseerd in wat zich hier zestig jaar geleden allemaal heeft afgespeeld en waar mijn vader deel aan heeft gehad. Gisteren heb ik ook de as van mijn vader verstrooid. De ene helft in Baarle-Nassau bij het Pools monument en de andere op de Poolse begraafplaats in Breda bij het graf van generaal Maczek. Belangrijke gebeurtenissen in zijn leven hebben hier immers plaats gehad.”