Kwartaalblad De Mulder 136 is uit

De in 1944 vernielde kerk in Gilze. Pas in 1952 was deze weer hersteld. (fotoarchief Govert Aarts)

Slechts één uur voor de bevrijding van Gilze op 27 oktober 1944 lieten de Duitsers de kerktoren met springstof in de lucht vliegen. In het boek ‘Vijf jaar luchtfront’ staat hierover op pagina 131:‘Plotseling davert en trilt de grond. Een zware explosie rukt de dikke muren met geweld uiteen. De hoge spitse toren stort neer en valt krakend en kletterend languit over de straat. De overblijvende ruïne wordt gehuld in het rode stof van steengruis’. Hiermee begint het verhaal in 1945 over de ontdekkingen van o.a. Govert Aarts over het eerdere dak van de kerk, dat ongeveer drie meter lager lag dan nu.

 

Gerrit Volders met hondenkar achter Villa Mol in 1904. (foto: Mevr. L. Volders-van den Boogaart)

In 1950 liet de Rijksdienst Oudheidkundig Bodemonderzoek opgravingen verrichten in het verwoeste westelijk deel van de kerk in Gilze. Het verslag hiervan vermeldt o.a.: “Bij de toren werd in het schip een klokkengieterij blootgelegd. De cirkelvormige kern hiervan was met leem gemetseld van in hoofdzaak segmentvormig bijgekapte, oranjerode baksteen, 38 x 20 x 9,5 cm. Gedeelten van de lemen mantel van de gietvorm waren nog aanwezig. De kern was gestookt met steenkool. Het verloop van de insteek van de gietkuil toonde aan, dat de gieterij te dateren is na het begin van de 16e eeuw. Aardewerkscherven werden niet gevonden, wel een sterk aangetast zilveren muntje en een spinschijfje.” De kerkklokken werden vroeger meestal ter plaatse gegoten.

Over de hondekar bij Villa Mol schrijft Bert Willemen:
“Het jongentje in zijn keurige kleding met pet is Gerritje Volders, die later bekend wordt als bakker Gerrit Volders uit de Ridderstraat. Het meisje dat tijdens het maken van de foto haar hoofd gedraaid heeft is daardoor slecht herkenbaar, maar het is waarschijnlijk zijn zus Jo of Stina Volders. Op de foto staat de achterkant van villa Mol en is dus genomen vanuit het park ’Het Mollebos’.

 

Wilt u de complete verhalen lezen De Mulder 136, dan kunt U terecht bij Jac Kuijsters: Heuvelstraat 3  5126 CM  Gilze tel. 0161 – 45 18 30.


De Mulder 135 is uit:

Over leer looien en schoenen
In augustus 2014 sprak Ria Wijnen met Ad Jacobs – 78 jaar oud – over zijn jeugd in Gilze en de veranderingen in het dorp, nadat de leerlooierijen en schoenfabrieken één voor één verdwenen.
Een fragment uit het interview:
Voor chroomleer heb je dus een kort proces en bovenleer is altijd chroomleer?

Dat klopt. Een zool is sterker en ook stugger. Dat zoolleer werd te duur en is toen verdrongen door rubber. Maar kwaliteitsschoenen hebben nog steeds een zool van leer. In Gilze waren er destijds twee grote schoenfabrieken: Jagil en Aristo. De Jagilfabriek stond aan de Nieuwstraat. Van de Aristo Schoenfabriek staat nog een deel aan het eind van de Aalstraat waar nu het benzinestation is. Daar staat nog een stuk van de oude fabriek. Ik denk dat bij Jagil tussen de drie en vierhonderd mensen hebben gewerkt en bij Aristo ook zoiets.
Voor zover dit gesprek.De redactie van De Mulder hoopt, dat andere auteurs door dit artikel geïnspireerd worden om ook een aflevering voor deze rubriek te verzorgen.

Het personeel van de looierij Jacobs vóór de splitmachine ca. 1965. Van boven naar beneden en van links naar rechts: Jan van den Ouweland (d’n Blauwe), Peter Bergelt (stagiair) Bertus Wirken, Evert de Bruin, Harrie Severijns, Janus Peijs, Jos Brouwers, Kees Peijs en Thomas Kreeft.      foto: Ad Jacobs

Tante Nonneke
Connie Hoevenaars-Willemse vertelt over haar Tante Nonneke:
Mijn tante nonneke was een zus van mijn moeder en heette Marie Willemse. Ze werd geboren 3 februari 1903 als derde kind van Jan Willemse en Johanna Romme. Ze werd geprofest 8 december 1929 als zuster Ludgera, bij de Franciscanessen in Etten en werd kosteres in het klooster.

Al vrij snel werd er op de missie in Borneo (Kalimantan) met spoed om drie missiezusters gevraagd. Twee waren er zo gevonden maar de derde kwam maar niet opdagen. Marie voelde zich geroepen dat zij het dan maar moest doen. Maar ze moest toestemming vragen aan haar ouders, want toen gingen ze nog weg voor de rest van hun leven. Die toestemming kreeg ze aanvankelijk niet, maar na lang smeken bij haar moeder, vertrok ze in augustus 1930 met de Johan de Wit naar Borneo. Van haar moeder heeft ze geen afscheid kunnen nemen, die kon niet meer naar het klooster komen en Marie mocht niet naar huis!

De rest van het verhaal vindt u in De Muldcer nummer 135.
Wilt u de complete verhalen lezen van deze uitgave, dan kunt U terecht bij Jac Kuijsters: Heuvelstraat 3  5126 CM  Gilze tel. 0161 – 45 18 30.

De zusters met de internaatskinderen voor de ingang van het huis. Zuster Ludgera tweede van rechts.
foto: archief Connie Hoevenaars


Wakers over de openbare orde. De nieuwe Mulder is uit.

Hij doet dat in een drietal hoofdstukken: Vorsters en ondervorsters 1514 – 1812; De veldwachters 1812-1941 en Rijksveldwacht en marechaussee 1888-1941. We kunnen de handhaving van de openbare orde in het verleden niet vergelijken met nu. De eerste ‘handhavers’ vorsters genaamd deden heus niet elke dag dienst zoals de politie nu. Bovendien moesten ze alles te voet doen. Als het een keer nodig was, of als de schout hen een opdracht gaf, trokken ze hun vorsterkleding aan en gingen er op uit om bijvoorbeeld bedelaars en vagebonden die overlast veroorzaakten te verjagen.

Na de Franse tijd deed de veldwachter zijn intrede. Het vinden van geschikte personen viel niet altijd mee. Een paar bleken aan de drank met alle gevolgen van dien. Zo werd Hendrik Dirks op 1 april 1825 benoemd tot veldwachter in Gilze. Bij zijn sollicitatie beschikte hij over een ‘allergunstigst ‘ getuigschrift van goed en zedig gedrag van het gemeentebestuur van Maren en Kessel. Zijn benoeming werd doorgegeven aan de provincie. Die schreef een brief terug waarin werd vermeld dat Hendrik Dirks ‘nog maar weinige dagen geleden, door het Gemeente Bestuur van Alem, Maren en Kessel  wegens onbehoorlijke gedragingen en om-dat hij zich dikwijls in den drank te buiten gaat uit zijnen post van veldwachter dier gemeente is gedemiteerd (ontslagen) geworden‘. Het gemeentebestuur sloeg deze waarschuwing in de wind en liet de benoeming gewoon doorgaan. Achteraf kreeg men daar wel spijt van want er deden zich nogal wat gevallen voor waarbij drankmisbruik een rol speelde.

In 1888 werd de brigade Rijen van de Koninklijke Marechaussee geformeerd. Een brigadier en drie marechaussees werden in een gebouw in de Stationsstraat gekazerneerd. In 1921 werd op de hoek Rijksweg-Julianastraat een nieuwe kazerne gebouwd. Deze marechausseekazerne werd tijdens de Tweede Wereldoorlog door de Duitse weermacht in beslag genomen. Bij hun overhaaste vlucht in de nacht van 4 op 5 september 1944 (Dolle Dinsdag) staken ze het gebouw in brand zodat er een ruïne overbleef. De kazerne werd niet meer herbouwd.

Mocht U belangstelling hebben voor deze uitgave van de Mulder (36 pagina’s) dan kunt U terecht bij Jac Kuijsters: Lange Wagenstraat 6, 5126 BC  Gilze tel. 0161 – 45 18 30


Speciale Mulder en molensteentje voor Jan de Vet

Dat het geen gewone vergadering zou worden, dat had hij wel begrepen. Maar dat er behalve zijn vrouw Jo ook zijn kinderen met aanhang, oud-redactieleden, ereleden en het bestuur bij zouden zijn, dat had hij niet verwacht. Een heel bijzonder verrassing was ook de speciale Jan-de-Vet-Mulder die redactievoorzitter Alex Emmen hem aanbood en die begin volgend jaar onder de leden wordt verspreid. Uit handen van heemkringvoorzitter Bert Wagemakers ontving hij het molensteentje, het gebruikelijke toepasselijke aandenken voor vrijwilligers die afscheid nemen. Na een lied van de redactie en een woord van dank van Jan zelf, restte nog het informele samenzijn om deze bijzondere redactievergadering af te sluiten.

Voor de liefhebbers: de Jan-de-Vet-Mulder is los verkrijgbaar bij Jac Kuijsters, tel. 0161-451830.

Voor de foto’s – {cms_selflink page=’foto-s’ text=’klik hier’}


Redactielid neemt afscheid van Heemkring Molenheide

Wie een beetje geinteresseerd is in de lokale geschiedenis moet hem kennen of heeft minstens van hem gehoord. Want Jan de Vet heeft zich in de loop der jaren ontwikkeld tot een deskundig heemkringlid en heeft hiervan op allerlei manieren blijk gegeven. Hij werkte mee aan twaalf bekende boeken over de historie van onze gemeente, waar ‘Gilze duizend jaar’ en heel recent ‘De Historische Canon van Gilze en Rijen’ voorbeelden van zijn. Hij gaf dialezingen en rondleidingen aan jong en oud, vulde zestien jaar lang de rubriek ‘Gilze in het verleden’ in het kwartaalblad van Huize Sint Franciscus. Hij is nog steeds de vraagbaak voor heemkringleden, inwoners, gemeente, bedrijven, pers.  Hij hielp kinderen aan gegevens voor hun spreekbeurten. Lachend: “Nou ja kinderen, het waren meestal de moeders die belden”. En dan waren er natuurlijk zijn activiteiten voor De Mulder. Alles bij elkaar schreef of werkte hij mee aan zo’n driehonderd artikelen, waarvan er nog een aantal op de plank ligt. Zijn vrouw Jo: “Toen hij pas ziek was, werd de drive om te schrijven alleen nog maar groter. Want dát moest nog af en dát. Voor De Mulder ligt er nu een mooie voorraad. Daar kunnen ze nog enkele jaren mee vooruit.” Jan: “Er zijn twee dingen die mensen aan een heemkring bindt: een eigen gebouw en een blad. Niet iedereen komt naar een lezingenavond. Maar het blad leest ieder lid. Dan moeten er ook goede artikelen in staan.”

ONZE PA
De belangstelling voor geschiedenis zat er al heel jong in. “Onze pa vertelde vaak en veel over ‘vroeger’. Mijn moeder is jong gestorven; ik was pas 7 jaar. Gevolg was dat we zondags vaak met zijn tweeën gingen wandelen. Lange tochten maakten we dan. Naar het Putven, naar Alphen, Riel of Molenschot. We liepen in de hele regio. En onze pa vertelde maar. In die tijd verzamelde ik ook al oude ansichtkaarten van Gils. Zo is dat gegroeid en gebleven.”
Het is dan ook niet verwonderlijk dat Jan later tot een groep ging behoren, die belangstelling had voor heemkunde en zo ook te boek stond in het dorp. Dat was nog vóór de oprichting van de huidige (35-jarige) Heemkring Molenheide. “Pastoor Bink was erg actief in die richting en Rector Huismans van het Gasthuis schreef stukjes over de geschiedenis van de kerk in het weekblad.

Govert Aarts (die van de oorlogsdagboeken) maakte veel foto’s en legde op die manier veel vast. Met zo’n zeven mensen kwamen we van tijd tot tijd bij Donders in het café bij elkaar en als een boer op een put stuitte of iemand vond een interessante scherf, dan werden wij erbij gehaald. Ook gingen we wel eens naar heemavonden in Alphen.” Lachend: “Zoals die keer dat het over wichelroedelopen ging. Pastoor Bink bleek er daar de wind goed onder te hebben. Er werd op zo’n avond ook een borreltje gedronken en onder invloed daarvan liep een discussie onder een  groep duivenmelkers uit Alphen hoog op. Hij hoefde maar te zeggen: ‘Kees , ge hebt genoeg op, naar huis gij!’ en Kees vertrok.”

PUZZELSTUKJES
Echt een heemkring oprichten in onze gemeente, dat kwam er bij de groep van zeven niet van. Dus was Jan blij toen hij van een ander initiatief hoorde. Op 17 mei 1977 ging hij naar de oprichtingsvergadering van Heemkring Molenheide bij Henk Faes op het Steenakkerplein. Hij werd diezelfde avond nog lid.

“Toen ik met m’n 59ste ziek thuiskwam en daarna niet meer ging werken, kon ik me helemaal in de heemkunde verdiepen. Een stimulans daarbij was ook Jan Haarbosch, mijn schoonzoon. Voor het boek ‘Gilze duizend jaar’ zocht hij samen met Toon Brekelmans de geschiedenis van de kerk van Gilze uit. Hij vroeg mij om de dorpsgeschiedenis uit te zoeken en te beschrijven.“

Jan was op dat moment al bezig om alles over molens in de gemeente na te trekken.  Jan: “Er moest een windmolen gestaan hebben op de plek waar nu net de zuivelfabriek is afgebroken, in de Lange Wagenstraat. Maar die was hier nergens op kaarten te vinden. Misschien bij de topografische dienst in Emmen? En ja hoor, daar vond ik hem op een oude kaart. Omdat de molen te laag stond is hij ooit afgebroken en met het oude binnenwerk op een berg weer opgebouwd. Dat was de molen van de familie Van Hoek, die op de hoek Jagilstraat-Windvang stond. Het hele verhaal staat in Mulder 25 beschreven.” Dat moet een prachtige ontdekking geweest zijn voor iemand als hij. Jan: “Ja, het is zo mooi als de stukjes van de puzzel in elkaar vallen.” Ook zijn vrouw Jo weet het nog goed. Lachend vertelt ze: “We waren met de OV-jaarkaart naar Emmen gegaan en wilden ook nog naar de dierentuin. Na een halfuurtje archief vond ik het eerlijk gezegd wel genoeg. Jan is er nog anderhalf uur bezig geweest.” Zijn passies vroegen van haar sowieso wel wat aanpassingsvermogen. Want behalve de heemkring was hij ook actief in allerlei andere maatschappelijke geledingen. Bij het buurtschap, de carnaval, het schoolbestuur, SKW, Oranjecomité, het bestuur van Sint Franciscus, de parochie. Jo: “ Ik heb wat truien voor de kinderen gebreid als Jan naar de vergadering was. Soms werd het zo laat dat ik een halve trui klaar had. Hij heeft er heel wat uren in gestopt. Ik was natuurlijk ook overdag al thuis met de kinderen. Maar als we hem nodig hadden, dan was hij er. En gelukkig hebben we de laatste 25 jaar samen nog veel kunnen ondernemen.”

GEVOELIGHEDEN
Voor ‘Gilze duizend jaar’ , de eerste grote klus, maakte Jan veel archief- en schrijfuren. En legde daarmee de basis voor zijn grote persoonlijke archief. Voor en na het verschijnen van het boek deed hij maar liefst twaalf jaar lang, iedere donderdag, onderzoek in het gemeente-archief. Mappen en dozen doorspittend, noteerde hij alles wat voor hem interessant kon zijn. En rubriceerde die notities, en knipsels thuis minutieus en overzichtelijk. Voeg daarbij de foto’s die hij verzamelde, en dan kom je tot een prachtige informatiebron, die hij tot op de dag van vandaag actueel houdt. En zo blijven de onderwerpen zich ook steeds aandienen.

Behalve de molens waren er de leerlooierijen, de schoenfabrieken, de koekfabriek, de touwslagerij, het station, de brouwerijen, de herbergen en cafés enzovoorts. Jan: “Twee onderwerpen die ik in het boek niet kwijt kon, heb ik recent uitgewerkt. Over de doktoren, dat heeft begin dit jaar al in De Mulder gestaan, en een verhaal over de politie komt in januari in De Mulder. En ook over de zuivelfabriek in Gilze was nooit een compleet verhaal verschenen. Toen vorig jaar alles afgebroken werd, was dat de aanleiding om alle info die ik heb in een verhaal om te zetten. Er was daar in het verleden iets voorgevallen en daarom had ik dat nog even laten zitten. Maar de betrokkenen zijn inmiddels uit de tijd, dus was het moment nu wel daar.” Zo werkt het wel vaker, weet Jan, als je met de geschiedenis van je gemeente bezig bent. Dan kom je ook gevoeligheden tegen. En daar moet je voorzichtig mee zijn.

LIJSTJE OP ZIJN WERKKAMER
Ondanks zijn 85 jaar heeft Jan nog heel veel kennis paraat en staat zorgvuldigheid nog altijd hoog in het vaandel. Het mooie van dit heemkundige werk vindt hij, dat je steeds weer iets hebt vastgelegd  voor het nageslacht. Iets wat je in het archief gevonden hebt, of wat je zelf hebt meegemaakt. Je maakt het verleden toegankelijk voor mensen. Jan: “Verleden en toekomst houden verband met elkaar. Je laat zien hoe het toen was en hoe goed we het ondanks de crisis nu hebben. Je weet dat het ook minder kan. Als ik in de klassen van de kleinkinderen over vroeger vertelde, waren ze heel verbaasd over hoe het er toen aan toeging. Dat je geen cadeautjes kreeg op je verjaardag, hooguit ’s avonds een kop chocolademelk. Dat kunnen ze zich niet voorstellen. Er is veel veranderd in relatief korte tijd.”

Of hij na zijn afscheid van de Mulder-redactie zijn pen echt neer gaat leggen? Jo: “Als je afgaat op het lijstje dat ik op zijn werkkamer zie liggen…” Jan: “Ik blijf schrijven zolang ik kan. Maar ik beperk me tot korte artikelen, ik doe geen groot project meer. Neem nou de post in Gilze bijvoorbeeld, daar heb ik zoveel gegevens van. En er is zoveel veranderd. Nu halen we de postzegels bij de bakker. De vader van Jo – en daarom is het zo’n leuk onderwerp – haalde als postbode ’s morgens om zes uur op zijn fiets de postzakken op bij het station in Rijen.”

En behalve dat, voor adviezen kunnen mensen natuurlijk ook altijd blijven komen, verzekert hij. “Die geef ik graag. Maar hoelang dat nog zal zijn, dat weet je niet.”

Mariëlle van Hezewijk
December 2012